Terug

De wet van 11 augustus 2017 heeft een grondige modernisering van het insolventierecht voor ogen. Deze wet treedt in werking op 1 mei 2018. en zal, bijgevolg slechts van toepassing zijn op alle insolventieprocedures die vanaf 1 mei 2018 worden geopend.

Momenteel worden de insolventieprocedures van ondernemingen geregeld door de wet van 31 januari 2009 betreffende de continuïteit van ondernemingen (de WCO) en de faillissementswet van 8 augustus 1997. Deze beide wetten zullen worden geïntegreerd in een nieuw boek XX “Insolventie van ondernemingen” in het Wetboek van Economisch Recht. Naar aanleiding van deze integratie wordt het insolventierecht op enkele punten grondig gewijzigd en aangepast aan de hedendaagse economische realiteit.

Hierna worden alvast een aantal belangrijke innovaties van de nieuwe wet besproken.

ELEKTRONISCHE INSOLVENTIEPROCEDURE

De nieuwe wet voorziet in een volledige elektronische opvolging van de insolventieprocedure. Deze digitalisering wordt gerealiseerd door de oprichting van het Centraal Register Solvabiliteit (REGSOL), een databank waarin de dossiers over de insolventieprocedures (minnelijke akkoorden, faillissementen en procedures van gerechtelijke reorganisatie) worden bijgehouden. Dit elektronisch dossier zal raadpleegbaar zijn door alle belanghebbenden, zijnde griffiers, rechters in handelszaken, curatoren, schuldeisers en advocaten. In dat kader dient nog opgemerkt te worden dat reeds sinds 1 april 2017 de aangifte van een schuldvordering in een faillissement enkel nog elektronisch ingediend kan worden via het onlineplatform REGSOL.

PERSONEEL TOEPASSINGSGEBIED: DE ONDERNEMING

Het insolventierecht zal een verruimde en uniforme personele toepassing kennen. Zowel de WCO-procedure als de faillissementsprocedure zullen van toepassing zijn op het ruime begrip van ‘de onderneming’. Onder ‘onderneming’ wordt dan verstaan: (i) iedere natuurlijke persoon die zelfstandig een beroepsactiviteit uitoefent, (ii) iedere rechtspersoon en (iii) iedere andere organisatie zonder rechtspersoonlijkheid. Deze uitbreiding van het personeel toepassingsgebied van het insolventierecht heeft als gevolg dat ook vrije beroepers en heel wat andere natuurlijke personen (zoals kunstenaars, logopedisten, enz.) failliet verklaard kunnen worden of beroep kunnen doen op de procedure van gerechtelijke reorganisatie. Daarnaast worden ook vzw’s, stichtingen en zelfs de maatschap onderworpen aan het insolventierecht.

FRESH START

Om het zogenaamde tweede kans ondernemerschap te stimuleren, worden een aantal nieuwigheden ingevoerd. Zo vallen de goederen die de gefailleerde tijdens het faillissement verwerft (zoals de bv. opbrengst uit een nieuwe beroepsactiviteit) voortaan buiten de faillissementsboedel, behoudens indien ze werden verkregen op grond van een oorzaak die het faillissement voorafgaat. Daarnaast kan de gefailleerde reeds een nieuwe onderneming opstarten lopende de faillissementsprocedure en hoeft hij de afwikkeling van het faillissement niet af te wachten. En tot slot kunnen de restschulden (dit zijn de schulden die onbetaald zijn gebleven bij het einde van de insolventieprocedure) van een gefailleerde natuurlijke persoon op zijn verzoek reeds voor de sluiting van het faillissement worden kwijtgescholden.

BESTUURDERSAANSPRAKELIJKHEID

Het insolventierecht heeft een mogelijke weerslag op de aansprakelijkheid van bestuurders. In het licht daarvan worden een aantal bepalingen i.v.m. bestuurdersaansprakelijkheid overgeheveld van het vennootschapsrecht naar het insolventierecht.

Een specifieke wijziging heeft betrekking op de reeds bestaande aansprakelijkheidsgrond wegens een kennelijke grove fout die heeft bijgedragen tot het faillissement. Tot nu kon enkel de curator deze aansprakelijkheidsvordering instellen. Voortaan zal ook de individuele benadeelde schuldeiser deze vordering kunnen instellen in de mate de curator dit niet heeft gedaan binnen een maand na daartoe door de benadeelde schuldeiser te zijn aangemaand.

Vervolgens wordt via de theorie van wrongful trading een nieuwe aansprakelijkheidsgrond in het insolventierecht ingeschreven op grond waarvan bestuurders aansprakelijk gesteld kunnen worden voor het in stand houden van een reddeloos verloren onderneming en dit ten belope van het netto-passief. De curator, die beschikt over het monopolie van deze vordering, dient daartoe aan te tonen dat de betrokken bestuurder/zaakvoerder op enig ogenblik vóór het faillissement wist of behoorde te weten dat er kennelijk geen redelijk vooruitzicht was om de onderneming en haar activiteiten te behouden en het faillissement te vermijden en dat hij bijgevolg niet handelde zoals een normaal en voorzichtig bestuurder in dergelijke omstandigheden.

WCO

De bestaande procedures van gerechtelijke reorganisatie met het oog op hetzij een gerechtelijk minnelijk akkoord, een collectief akkoord of een overdracht onder gerechtelijk gezag, blijven in het nieuwe insolventierecht overeind en ondergaan slechts enkele punctuele wijzigingen, zoals bijvoorbeeld de mogelijkheid om een gerechtelijk minnelijk akkoord door de rechtbank te laten homologeren en uitvoerbaar te verklaren, waardoor een schuldeiser het akkoord voor de rechtbank kan afdwingen bij stilzitten van zijn schuldenaar.

DELEN:

Recent nieuws

Newsflash

Interestvoet voor betalingsachterstand gestegen tot 12,5%

01/03/2024 - In het eerste semester van 2024 is de interestvoet voor betalingsachterstand gestegen tot 12,5%. Deze interestvoet geldt o.a. voor transacties tussen ...

Lees meer
Cassatiearrest veralgemeend bewijsbeslag advocaten kortrijk website

Cassatie reikt hulpmiddel aan bij bewijsnood en bevestigt een veralgemeend bewijsbeslag

07/02/2024 - Het gebeurt vaak dat een partij in bewijsnood zit. Zij wil een procedure opstarten tegen een andere partij maar kan haar zaak (vooralsnog) niet hard m...

Lees meer