Witwaswetgeving

Wanneer advocaten bepaalde werkzaamheden ten behoeve van hun cliënten uitoefenen, vallen zij onder het toepassingsgebied van de witwaswetgeving (Wet van 11 januari 1993 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en de financiering van terrorisme, kortweg de ‘witwaswet’). Deze wetgeving is erop gericht het witwassen en de financiering van terrorisme tegen te gaan en verplicht advocaten om een acceptatieprocedure te volgen, waarvan de niet-naleving kan leiden tot tuchtsancties en administratieve geldboetes.

Vooreerst moeten wij polsen naar de aard van de opdracht die u ons wenst toe te vertrouwen, zodat wij kunnen bepalen of de witwaswet van toepassing is.

Indien de opdracht betrekking heeft op één van de volgende opdrachten, die de wetgever als ‘witwasgevoelig’ heeft aangemerkt, moeten wij een identiteitsonderzoek doen:

  • Optreden in uw naam of voor uw rekening in financiële verrichtingen of verrichtingen in onroerend goed.
  • U bijstaan bij het voorbereiden of uitvoeren van één van de volgende verrichtingen:
  1. Aan- of verkoop van onroerende goederen of bedrijven;
  2. Beheren van gelden, effecten of andere activa;
  3. Opening of beheer van bank-, spaar of effectenrekeningen;
  4. Organiseren van inbreng die nodig is voor de oprichting, uitbating of het beheer van vennootschappen;
  5. Oprichting, uitbating of beheer van vennootschappen, trusts, fiducieën of soortgelijke juridische constructies.

Voor advies over de bepaling van uw rechtspositie, het voeren, voorbereiden en zelfs vermijden van rechtsgedingen is de witwaswet niet van toepassing.

Indien de opdracht die u ons wenst toe te vertrouwen onder het toepassingsgebied van de witwaswet valt, zijn wij ertoe gehouden onze cliënten te identificeren en een aantal stukken ter staving van die identiteit op te vragen, te verifiëren en te bewaren : een kopie van uw identiteitskaart en als het een vennootschap betreft een uittreksel uit de Kruispuntbank van Ondernemingen. Wij zullen u eventueel ook moeten vragen naar de herkomst van gelden of vermogensbestanddelen.

Deze informatie- en waakzaamheidsverplichting hebben wij niet alleen met betrekking tot onze cliënten – natuurlijke en rechtspersonen – zelf, maar eveneens t.a.v. hun lasthebbers, zoals de bestuurders van vennootschappen. Verder moeten wij nagaan wie de uiteindelijke begunstigden zijn van de rechtspersoon-cliënt. Dit betekent dat wij moeten informeren naar de natuurlijke personen die verondersteld worden controle uit te oefenen over de vennootschap.

De wet verbiedt ons een zakelijke relatie met u aan te gaan en verplicht ons onze voorlopige tussenkomst te beëindigen wanneer wij de gevraagde informatie niet binnen de twee weken na de eerste vraag daartoe ontvangen.

Ook tijdens de duur van onze cliëntenrelatie zijn wij onderworpen aan een waakzaamheidsplicht en moeten wij desgevallend bijkomende informatie inwinnen. Als de gegevens moeten worden aangepast in de loop van onze zakelijke relatie, dan vragen wij u om ons deze informatie spontaan te bezorgen.

Indien wij tijdens de uitoefening van onze werkzaamheden feiten vaststellen waarvan wij weten of vermoeden dat ze verband houden met het witwassen van geld of met de financiering van terrorisme, zijn wij ertoe gehouden om de stafhouder van de Kortrijkse balie daarvan op de hoogte te brengen, behalve wanneer onze werkzaamheden kaderen in het bepalen van de rechtspositie van de cliënt of in de verdediging of vertegenwoordiging van de cliënt in het kader van een rechtsgeding. De stafhouder beslist vervolgens of hij de ontvangen informatie al dan niet meldt aan de Cel voor Financiële Informatieverwerking.

Deze informatieplicht ontslaat ons niet van de naleving van het beroepsgeheim, dat een basiskenmerk vormt van de relatie tussen de cliënt en zijn advocaat.